Ans koster biografie
Geen saaie man
In verscheen een levensbeschrijving in zevenhonderd bladzijden van Simon Vestdijk () door Hans Visser. Dat boek werd van alle kanten neergesabeld, zowel vanwege de vorm als vanwege de inhoud. Hoewel ik het met die kritiek eens was, heb ik het boek de laatste achttien jaar vaak ge pakt om iets op te zoeken. De weduwe Vestdijk had aan Visser geen medewerking ge geven en dus had hij een groot aantal documenten niet gezien, zoals de brieven van Vestdijks «compagne» Ans Koster, met wie hij dertig jaar samenwoonde, en de brieven van Henriëtte van Eyk, met wie hij jaren een slepende en slopende verhouding had.
Die medewerking kreeg Wim Hazeu van Mieke Vestdijk wel. Zijn boek is daarom beter, en nog driehonderd bladzijden dikker. Ik ga die twee boeken niet vergelijken. Er wordt Hazeu nu verweten dat hij allerlei beweringen van Visser niet weerspreekt of onbesproken laat. Dat verwijt is idioot. Visser stierf in Zijn boek kunnen we rustig weggooien. De verdachtmaking dat Mieke Vestdijk alleen haar medewerking aan Hazeu verleende op voorwaarde dat hij schreef wat zij wilde, is even idioot. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat de laatste pagina’s, over het sterven van de schrijver, sterk beïnvloed zijn door wat de weduwe daarover schreef, maar dat spreekt vanzelf.
Mijn v
Ode aan Ans Koster
Hans Visser en Wim Hazeu besteden in hun biografieën van Simon Vestdijk uitvoerig aan dacht aan Ans Koster-Zijp. Vestdijk huurde op 1 februari bij haar een kamer en ze bleven bij elkaar tot haar dood in Dertig jaar lief en leed gedeeld. Maar wat was ze nu precies van Vestdijk? Beide biografen komen er niet helemaal uit. Ge trouwd waren ze niet. Visser schrijft dat zij Vestdijk zou «bijstaan en verzorgen». Een soort verpleegster dus. Al zegt hij iets verderop weer dat hun relatie «in de eerste plaats van erotische aard» was. Hij noemt Ans Koster Vestdijks «levensgezellin». Hazeu stelt dat Ans «(zich) ontwikkelde tot een liefhebbende huisgenote, die een bevredigende werksituatie voor haar huurder creëerde, zijn manuscripten overtikte en drukproeven nakeek». Een soort butler dus. Geen van de twee biografen heeft het over seksualiteit, wel ietwat besmuikt over «erotiek».
Volgens Jeanne van Schaik-Willing doken die twee al na twee dagen, dus op 3 februari het bed in, en als je het mij vraagt deden ze het tot op hoge leeftijd bijzonder vaak en lekker met elkaar. Je voelt dit als je tussen de regels van de biografen door leest. Vestdijk zelf schreef dat hij «erotisch aan haar gebonden was», waarmee hij toch echt niet alleen bedoelde dat ze hand in hand naar de
De schone schrijfster die in de handen van een harkerige Vestdijk viel
Henriëtte van Eyk: dat is een naam die ruikt naar oude jaargangen van tijdschriften. Of naar beduimelde pockets, in de nalatenschap van een bejaarde, met op het omslag een kinloze mevrouw van Fiep Westendorp. Ze was vooral een populaire ‘stukjesschrijfster’, voor Margriet, Elegance, Het Parool, Algemeen Handelsblad en Elsevier’s weekblad. Ze was geestig, observeerde scherp en bespotte mensen met pretenties en kouwe kak. In haar vrolijke verhalen over kerstmannen en paashazen kwam het altijd goed. In haar kinderverhalen was alles, dieren, bomen en theekopjes, bezield.
Begin jaren dertig schreef ze serieus literair werk, zoals Gabriël en De kleine parade, die werden geprezen door de bovenbaas van de literaire kritiek, Victor van Vriesland. Én door Simon Vestdijk, die haar minnaar zou worden. Maar de grote romans waarvan ze droomde kwamen nooit. Ze moest haar brood verdienen. Misschien lag haar talent bij het luchtige, korte verhaal. Maar ook daarin behoorde ze nooit bij de top, zoals Annie M.G. Schmidt en Simon Carmiggelt.
Een feminist was ze ook al niet, hoewel Opzij-oprichter Wim Hora Adema haar beste vriendin was en ze dapper haar eigen geld verdiende. Ze hoopte toch op die Ene die zich
Mieke Vestdijk-van der Hoeven (): de klassieke schrijversweduwe die als kloek op de nalatenschap zat
In beschreef ze in Afscheid van Simon hoe het was begonnen. Toen ze 17 was, had de jarige Vestdijk, die toen samenwoonde met Ans Koster, al een oogje laten vallen op de jeugdige dorpsgenote. Die eerste ontmoeting kwam terecht in Vestdijks roman Het glinsterend pantser (), met Mieke als de femme fatale Adri Duprez, uitgerust met een blik ‘zoals niet veel meisjes mannen moeten aankijken, wil het goed blijven gaan op de wereld’.
In datzelfde jaar mocht Mieke de schrijver portretteren. Na zijn liefdesgedicht ‘Aan een jonge teekenares’ dat daarop volgde (‘Dit ingehouden hunk’ren: leer mij leven’), liet Ans Koster weten dat Mieke voortaan uit de buurt van de schrijver moest blijven. Ze kon echter niet verhinderen dat het eerste deel van de daaropvolgende roman, De arme Henrich (), aan Adri Duprez gewijd was.
Tien jaar later, Koster was gestorven, belde Mieke hem op toen Vestdijk jarig was. Ze maakten een afspraak, ‘voor het eerst mocht ik Simon zeggen’, en de liefde vlamde weer op, wat leidde tot een huwelijk in , en de geboorte van de kinderen Dick () en Annemieke (). ‘Hij hoefde nu niet meer, zoals in het gedicht, mij te smeken “leer mij leven”, nee, de rollen waren omgedr
Letterkunde
Wim Hazeu: Simon Vestdijk. Een biografie
door Joris Gerits
Eind begon Wim Hazeu aan het onderzoek voor zijn Vestdijkbiografie. Hij kon daarbij rekenen op de steun van de weduwe en kinderen van Vestdijk, en gebruik maken van nog niet openbaar gemaakte brieven, dagboeken en documenten. De geschriften van Vestdijk zelf vullen maar liefst zes meter boekenplank en daar komt nog ongeveer evenveel bij aan indirecte bronnen. Na zeven jaar heeft Hazeu uit dat overvloedige materiaal een kloeke en vlot lezende biografie samengesteld.
Verrassend is dat hij Vestdijks biografie laat beginnen in , het jaar waarin de schrijver Vestdijk geboren werd, toen hij door Eddy du Perron werd binnengehaald in 'Forum'. Vestdijk beschouwde de één jaar jongere Du Perron als zijn mentor. Du Perron is ook het eerste onderwerp van de 27 intermezzo's waarmee Hazeu het levensverhaal van Vestdijk onderbreekt. In een dergelijk intermezzo presenteert Hazeu een minibiografietje van auteurs (zoals Cola Debrot, Sartre, Reve), van vrienden met wie Vestdijk is omgegaan in zijn studententijd, maar ook van figuren uit het verzet of de NSB met wie Vestdijk tijdens de Tweede Wereldoorlog te maken heeft gehad. Soms bevat een intermezzo een reflectie van Hazeu n.a.v. de afro