Jacob jan graswinckel biografie
Hoofdpersonen en hun onderlinge verhouding
WAT BIJ HET VORIGE HOOFDSTUK OPGEMERKT is, geldt ook hier. Als er een nieuwe generatie optreedt, is de rol van de oudere niet uitgespeeld: alleen door ze contemporain te beschouwen krijgt men een juist beeld van het letterkundig leven in deze periode. Het voorop plaatsen van Potgieter is misschien bevreemdend, omdat reeds enkele jaren na de aanvang zijn leidende positie voorgoed ondermijnd is, en hij zich berustend uit het letterkundig leven terugtrekt. Nu wij echter zijn korrespondentie met Busken Huet kennen, weten wij dat hij van 1865 tot 1875 levendig deel is blijven nemen in al wat er zowel op letterkundig als op politiek gebied in ons land voorviel, dat hij scherpe kritiek blijft uitoefenen en door zijn invloed op Huet's kritiek achter de schermen mee blijft doen, meer afbrekend dan opbouwend, maar nog steeds vol hoop op verbetering. Hoofdpersoon blijft hij ook door zijn rijpste werk, dat binnen deze periode valt, zijn dichterlijk ‘Testament’, in de Nalatenschap van den Landjonker. Dat dit werk bijna onopgemerkt bleef bij de verschijning, is even kenmerkend voor de tijd als dat de optimistische Van Lennep, hoewel zijn later werk van veel minder betekenis was, een populaire figuur bleef. De Gids-traditie
Archief
Titel
3.01.19Inventaris van het archief van Anthonie Heinsius, raadpensionaris van Holland en West-Friesland, (1682) 1689-1720
Auteur
A.J. Veenendaal jr.Versie
09-10-2020
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2001cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Anthonie Heinsius, Raadpensionaris van Holland en West-FrieslandRaadpensionaris Heinsius
Periodisering
archiefvorming: 1689-1720oudste stuk - jongste stuk: 1682-1720
Archiefbloknummer
3541Omvang
; 2428 inventarisnummer(s) 36,30 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het. Er zijn tevens stukken in het,en in het.Nederlands
Frans
Engels
Duits
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Raadpensionaris HeinsiusHeinsius, Anthonie (1641-1720)
Samenvatting van de inhoud van het archief
Het archief bevat enige losse stukken m.b.t. de carrière van Heinsius als pensionaris van Delft (1679-1689), als gezant naar Frankrijk (1682-1683) en als gecommitteerde van de Staten-Generaal naar Engeland (1685-1687). Het overgrote[Jacob Janszoon Graswinckel]
GRASWINCKEL (Jacob Janszoon) bijgenaamd Boot, welligt omdat zijn vader, Jan Janszoon Graswinckel, Thesaurier der stad Delft, in de brouwerij de Boot woonde. Jacob werd aldaar den 25sten Julij 1536 geboren. Ofschoon niet uitmuntende door geleerdheid maakte hij zich vermaard door zeldzame nederigheid, soberheid, weldadigheid, godvruchtigheid en andere deugden. Men noemde hem de Delfsche Israëliet. Op jeugdigen leeftijd van den dood gered, besloot hij door een leven vol goede werken zijne dankbaarheid te toonen. Dit deed hij op eene voor ons schier ongelooflijke wijze, waarvan bij van Bleyswijck de meest naauwkeurige berigten te vinden zijn, en waarnaar wij verwijzen, daar het ons genoeg is de naam van den man aan de vergetelheid ontrukt te hebben. Ondanks zijn sober leven (hij verstond de kunst om met dertig gulden in een jaar toe te komen), was hij 88 jaren oud, toen hij den 10den Maart 1624 overleed. De oude kerk te Delft bewaart zijn stoffelijk overschot, en zijn grafsteen bevat het volgende opschrift: In dit graf rustJacob Jansz. Graswinckel, geseitBoot, geboren 25 Julij 1536 was tot een wonder den armen rijc, hem selven arm. Sterf X Martii anno M.D.C. XXIV. Syns ouderdoms LXXXVIII.
Zie van Bleyswijck, Besc Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van de traditie, België en Nederland, 1940-1945 Marnix Beyen Dep. Geschiedenis KUL 15 september 1942 had een heuglijke dag kunnen zijn voor Nederland. Op die dag werd immers het besluit uitgevaardigd dat voor elke ingreep aan een wind- of watermolen de toestemming moest worden gevraagd aan het Ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. Daarmee leek een belangrijk icoon van de Nederlandse nationale identiteit van verdwijning gevrijwaard, en werd een eis die door vele Nederlandse intellectuelen al sinds jaren werd geuit, eindelijk ingewilligd. Toch zullen weinig Nederlanders deze dag als een hoogdag in hun nationale leven hebben onthouden. Het besluit werd immers afgedrukt in het Verordnungsblatt, dat werd gepubliceerd door het gehate Duitse bezettingsbewind (l). Dat een element uit het Nederlandse nationale bewustzijn werd veilig gesteld met behulp van een instantie die op termijn slechts de volledige assimilatie van Nederland in een Groot-Germaans geheel tot doel had, kon niet anders dan een wrange nasmaak nalaten (2). Ondanks de actieve steun van de Duitse bezetter was de drijvende kracht achter het molenbesluit Jan Karel van der Haagen, de chef van de afdeling Kunsten en Weten © Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: R. Huybrecht, 'Groot, Willem de (1597-1662)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/groot [12-11-2013] Groot, Willem de, jurist (Delft 10-2-1597 - Delft 12-3-1662). Zoon van Johan (ook bekend onder de naam Janus of Jan) de Groot, burgemeester van Delft en curator van de Leidse Universiteit, en Alida Borren van Overschie (ook bekend onder de naam Aeltgen van Overschie of Aeltgen Fransdochter van Ouderschie). Gehuwd op 11-6-1623 met Alida (Alitha) Graswinckel (Graswinkel). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 5 dochters geboren. Willem de Groot kwam uit een oud Delfts regentengeslacht. Hij was een jongere broer van Hugo, de later wereldberoemde jurist. Over zijn schoolopleiding is niet veel bekend, maar wellicht bezocht hij de Latijnse school aan de Schoolstraat te Delft. Van 1611 tot 1614 studeerde hij artes en van 1614 tot 1616 rechten te Leiden. Bij deze laatste studie werd hij met raad en daad terzijde gestaan door zijn oudste broer Hugo. Eind 1615 vatte Willem het plan op om de Latijnse gedichten van Hugo te bundelen en uit te geven. Het werk kwam in de zomer van 1616 gereed en verscheen in 1617, vergezeld van enige epigramm
Groot, Willem de (1597-1662)